Caroline Wiebenga
071 36 18 181
06 34 203 503
wiebenga@debeelddenker.nl

Wat is beelddenken

Denken in beelden betekent visueel-ruimtelijk leren

Beelddenken

Bij het denken aan het woord ‘BOOM’ zien de meeste mensen de letters B O O M verschijnen. Twee op de tien echter ziet geen letters maar het beeld van een echte boom. Compleet met takken, bladeren, en wellicht zelfs een vogelnestje. Kinderen en volwassenen die dat zien, zijn beelddenkers. Daar is op zich niets mis mee. Maar alle beelddenkers moeten dat beeld vertalen naar een woord om verder te kunnen. Dat kost natuurlijk tijd. Dat is de reden dat beelddenkers tijdens de lessen meer tijd nodig hebben bij het maken van een dictee of welke andere taak dan ook. Diezelfde beelden kunnen ook de aandacht afleiden. Het is namelijk best mogelijk dat een beelddenker kleine schattige vogelkuikentjes in dat nest ziet zitten en een moedervogel die heen en weer vliegt om de jonkies te voeden. Het zal duidelijk zijn dat in dat soort situaties de vertraging bij het omzetten in woorden oploopt.

Beelddenken bestaat al bijna 100 jaar! Lees hier meer over de geschiedenis van beelddenken.

Kunnen blinde mensen ook beelddenken?

Lees hier de blog.

Eén woord, meerdere betekenissen

Het is voor kinderen lastig om te begrijpen dat één woord meerdere beelden met zich mee kan brengen. Moeder zegt: “Dit is een Labrador”. Het beelddenkende kind antwoordt: “Nee, mam, het is een hond”.

Altijd omzetten

Bij het lezen van een woord moet de beelddenker dat vertalen in een plaatje. Wanneer een beelddenker schrijft moet hij/zij de beelden vertalen in woorden. Dat voortdurend moeten omschakelen kost energie en tijd en is de reden dat niet-getrainde beelddenkers achterop raken tijdens de lessen en meer tijd nodig hebben voor het maken van opdrachten, proefwerken, enzovoorts. De benodigde opstapeling werkt ook niet positief mee. Want bij het verwerken van nieuwe informatie moet die altijd bij reeds bestaande informatie worden geplaatst.

‘Lege’ woorden

Een aantal woorden kan niet in een plaatje worden vertaald. Voorbeelden zijn de woorden nee, niet, geen, de, het, een en want. Beelddenkers slaan deze woorden dan ook vaak over wanneer zij een tekst lezen. Een beelddenker onthoudt namelijk in beelden. Hoe kun je iets onthouden als er geen beeld voor is?! Begrijpend lezen kan hierdoor voor de beelddenker erg lastig zijn. Bijvoorbeeld als de vraag wordt gesteld waarop het woord ‘omdat’ terug slaat?. Tijdens de training ‘Ik leer anders’ wordt geleerd ook deze ‘lege’ woorden om te zetten en op te slaan in plaatjes. Daardoor wordt het lezen en onthouden van de volledige tekst makkelijker!

Beelden vertalen in woorden

Welke moeder roept het niet: ‘Maak je kleren niet vuil!’ of ‘Houd je kleren schoon!’?

Een beelddenker zal direct een beeld proberen te vormen hoe niet-vuile kleren of hoe schone kleren er-uit-zien, om van daaruit pas iets met de oproep te (kunnen) doen. Het beeld van schone kleren is er direct. Maar…hoe zien niet-vuile kleren er eigenlijk uit?

Hoogbegaafd en beelddenker

Dat Albert Einstein een beelddenker was, weten niet veel mensen. Maar juist dat talent heeft hem aangezet tot zijn weergaloze theorieën en hem wereldberoemd gemaakt. Het idee voor zijn relativiteitstheorie viel hem te binnen op het moment dat hij zichzelf letterlijk op een lichtstraal zag reizen door de ruimte. Uitgaande van het gegeven dat als je met de snelheid van het licht mee rent met een lichtgolf je een staande golf zult zien. Hij zag zichzelf in een film, in beelden. Net als Einstein zijn veel beelddenkers (hoog)begaafd. Grote denkers zijn vaak beelddenkers, omdat zij beschikken over een sterke rechter hersenhelft die gekoppeld is aan een sterk analytisch vermogen in de linkerhersenhelft. Maar die linker hersenhelft ontwikkelt zich later. Zo komt het vaak voor dat grote denkers laatbloeiers waren op school.

Denken vanuit het totaalplaatje

De lessen op school worden logisch opgebouwd. Hoofdstukken worden bladzijde voor bladzijde behandeld in de richting van het totaalplaatje. Voor de meeste kinderen werkt deze aanpak. Maar niet voor beelddenkers. Beelddenkers werken andersom. Zij moeten eerst het totaalplaatje zien om van daaruit de verschillende onderdelen, die in een hoofdstuk aan de orde komen, te kunnen begrijpen. Een plaatje stukje voor stukje opbouwen, werkt voor een beelddenker verwarrend. De individuele stukjes gaan bij een beelddenker een eigen leven leiden en passen dan uiteindelijk niet in het totaalplaatje. Een beelddenker vindt het prettig om nieuwe informatie aan bestaande informatie te koppelen. In zijn hoofd zoekt hij/zij voortdurend naar koppelingen vanuit verschillende gezichtspunten. Dat noemen wij ruimtelijk, driedimensionaal denken.

Voorbeeld van een schoolles:

Les 1: De onderwijzer bespreekt het varken.

De beelddenker denkt: ‘Ik zag de film over Babe, het varkentje’. Hij stopt de informatie bij de film.

Les 2: De onderwijzer bespreekt de koe.

De beelddenker denkt: ‘Ze maken van koeien hamburgers bij Mc Donalds’. Bij Mc Donalds ziet hij ook clowns! Die informatie wordt dus met clowns en Mc Donalds gekoppeld.

Les 3: De onderwijzer bespreekt de kip.

De beelddenker denkt: ‘Mijn hond had een plastic speeltje dat eruit zag als een kip. Ik speel veel met mijn hond in de tuin’. De kip wordt gestopt bij de informatie over de hond en de tuin.

Na drie weken legt de leerkracht uit dat met het bespreken van de verschillende dieren het project boerderij is behandeld. De beelddenker heeft films, clowns, zijn hond en tuin en een plastic kip in zijn hoofd. Dat lijkt voor hem/haar helemaal niet op een boerderij!

De manier om beelddenkers bij de les te houden, is om te beginnen met het totaalplaatje. De onderwijzer zou, om de beelddenkers te helpen, moeten beginnen met de zin ‘De komende weken gaan we het hebben over dieren op de boerderij’. Daardoor krijgt de beelddenker een plaatje van een boerderij in zijn hoofd. De weken daarop is hij/zij in staat om de verschillende dieren een plek te geven in het plaatje van de boerderij dat hij al in zijn hoofd heeft.